Op 18 december jl. heeft het Hof een belangrijke uitspraak gedaan die duidelijkheid schept over de aansprakelijkheid van opdrachtgevers ten aanzien van zzp-ers die zij inhuren om werkzaamheden te verrichten. In deze zaak ging het over de vraag of een opdrachtgever verplicht is een behoorlijke aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten voor een opdrachtnemer die werkzaamheden voor hem verricht. Wat gebeurt er als de zzp-er een bedrijfsongeval krijgt? Is de opdrachtgever dan te allen tijde aansprakelijk? Als een werknemer een bedrijfsongeval krijgt, is een werkgever bijna altijd aansprakelijk (behalve bij roekeloos gedrag of opzet van de werknemer maar hier zal ik verder niet op ingaan). Voordat ik bovenstaande zaak toelicht, is het van belang te weten voor welke personen een bedrijf precies een verzekering moet afsluiten en welke juridische basis dit heeft. De verzekeringsplicht op grond van artikel 7:611 BW Artikel 7:611 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat de werknemer en de werkgever verplicht zijn zich als een goed werkgever en een goed werknemer te gedragen. Dit is een vrij algemeen geformuleerde bepaling waarop de werknemer in uiteenlopende situaties een beroep kan doen. Eén van de verplichtingen op grond van dit artikel is de verplichting tot het afsluiten van een behoorlijke verzekering voor werknemers, van wie de werkzaamheden ertoe kunnen leiden dat zij als bestuurder van een motorvoertuig bij een verkeersongeval betrokken kunnen raken, zo heeft de Hoge Raad bepaald. Dit artikel is bedoeld voor de situaties tussen een werkgever en een werknemer, hetgeen met zich meebrengt dat er sprake dient te zijn van verhoudingen zoals die in het arbeidsrecht gelden (loon, gezagsverhouding en arbeid). Daarnaast gelden de eisen van redelijkheid en billijkheid voor dit artikel. In beginsel kan een zzp’er zich niet beroepen op goed werkgeverschap, want een zzp’er is geen werknemer. Er is immers geen sprake van een gezagsverhouding. Wel kan een zzp’er onder bepaalde omstandigheden een beroep doen op de verzekeringsplicht die voortvloeit uit de werkgeveraansprakelijkheid. Op grond van werkgeversaansprakelijkheid is een werkgever verplicht maatregelen te nemen die nodig zijn om te voorkomen dat een werknemer in de uitoefening van zijn functie schade lijdt.[1] Doet de werkgever dit niet of schiet hij hierin tekort, dan is hij aansprakelijk voor de schade die de werknemer lijdt tijdens het verrichten van de werkzaamheden voor het bedrijf van een werkgever. Dit geldt ook voor zzp-ers. Nu terug naar onze uitspraak. De feiten In deze zaak huurde een echtpaar met een eigen zaak hun zoon (zzp-er) in als voeger, die en voegersbedrijf had. De zoon kreeg een ongeluk in de bedrijfsauto van zijn ouders en raakte ernstig gewond bij een eenzijdig verkeersongeval. Voor de bedrijfsauto was voor de inzittenden (waarvan ook voor de bestuurder) een ongevallenverzekering afgesloten. De zzp’er heeft hiervoor een schadevergoeding uitgekeerd gekregen. Daarnaast heeft de opdrachtgever een aansprakelijkheidsverzekering afgesloten voor bedrijven. Zelf heeft de zzp’er een arbeidsongeschiktheidsverzekering afgesloten, waarvan hij een bedrag van € 410.000,--uitgekeerd heeft gekregen. Dit was echter niet genoeg, de zzp-er stelde zijn ouders aansprakelijk op grond van werkgeversaansprakelijkheid. De zzp’er voerde bij de Kantonrechter aan dat de opdrachtgever aansprakelijk gesteld dient te worden voor het ongeval en de door hem geleden schade als gevolg van het ongeval. Hierbij vorderde de zzp’er dat de rechter diende te verklaren dat de opdrachtgevers te kort is geschoten in haar verplichting om een ‘behoorlijke verzekering’ af te sluiten. Ter onderbouwing van zijn argument, betoogt hij dat de artikelen 7:611 BW, 6:248 BW en 6:162 BW als grondslag dienen voor de schadevergoedingsplicht. De kantonrechter heeft al de vorderingen van de zzp-er afgewezen. De Kantonrechter vond namelijk dat artikel 7:611 BW voorziet, in tegenstelling tot artikel 7:658 BW, niet in een mogelijkheid om bescherming te bieden aan personen die geen werknemer zijn. Een ruimere interpretatie van goed werkgeverschap waarbij een niet-werknemer ook bescherming wordt geboden, zal voor een uitbreiding van de verzekeringsplicht van werkgever leiden. Zonder wettelijke basis, ziet de Kantonrechter geen aanleiding om hierin mee te gaan. Daarnaast ziet de Kantonrechter ook geen aanleiding om mee te gaan in hetgeen de zzp’er aanvoerde omtrent artikel 6:248 BW. Dit artikel gaat over de eisen van redelijkheid en billijkheid die in het algemeen contractenrecht gelden. De Kantonrechter heeft geoordeeld dat er in de betreffende situatie geen sprake is van een situatie waarbij de opdrachtgever van de zzp’er hem verplichtte om de bedrijfsauto te gebruiken. Het niet afsluiten van een inzittendenschadeverzekering voor de bedrijfsauto door de opdrachtgever is dan ook niet in strijd met de ten opzichte van de opdrachtnemer in acht te nemen redelijkheid en billijkheid. Van onrechtmatig handelen ten opzichte van de opdrachtnemer was geen sprake. De zzp-er was het hier niet mee eens en stelde hoger beroep in. Wat oordeelde het gerechtshof? Het Hof oordeelde het volgende omtrent deze zaak. Het valt niet uit te sluiten dat onder bepaalde omstandigheden de opdrachtgever een verzekeringsplicht heeft voor niet-werknemers (dit terwijl de opdrachtgever in beginsel deze verzekeringsplicht alleen heeft voor zijn werknemers op grond van artikel 7:611 BW). Deze verzekeringsplicht geldt echter alleen in het geval de niet-werknemer zich in een vergelijkbare positie bevindt als een werknemer van het bedrijf van de opdrachtgever. In deze zaak was volgens het Hof geen sprake. Dit kwam (kortgezegd) vanwege het feit dat tussen partijen werk werd uitgewisseld en partijen elkaar over een weer hielpen met uiteenlopende werkzaamheden ter versterking van beide bedrijven. De twee bedrijven hadden naast de familieband ook een ondernemingsrechtelijke band. Er werden op de bedrijfsauto’s van het bedrijf van de ouders ook reclame gemaakt voor het bedrijf van de zoon. Van een gezagsverhouding (één van de kenmerken voor het bestaan van een arbeidsverhouding) was volgens het Hof geen sprake. Het afsluiten van een inzittendenschadeverzekering voor de bedrijfsauto is dan ook niet in strijd met de ten opzichte van de opdrachtnemer in acht te nemen redelijkheid en billijkheid. De vorderingen van de opdrachtnemer werden afgewezen. Hoe pakt dit in de praktijk voor bedrijven en zzp’ers uit? Dat een opdrachtgever een behoorlijke verzekering dient af te sluiten voor opdrachtnemers (waaronder zzp’ers) die een motorvoertuig besturen ten behoeve van de opdracht, is dus niet uitgesloten. Wat wel altijd van belang blijft is de gezagsverhouding tussen partijen. Hoe verhoudt de relatie van de zzp-er c.q. opdrachtnemer tot de werknemers van het bedrijf voor wie hij werkzaamheden verricht? Zoals altijd in het arbeidsrecht zijn alle omstandigheden van het geval belangrijk. Als u een opdrachtgever bent die vaak gebruikt maakt van zzp-ers die ook met uw bedrijfsmaterialen gebruik maken, blijft het raadzaam om de risico’s van de werkzaamheden in kaart te brengen en uw verzekeringen goed door te lopen. Vragen? Heeft u vragen over deze weblog of over wat wij voor uw bedrijf kunnen betekenen omtrent werkgeversaansprakelijkheid? Dan kunt u altijd contact met ons opnemen via [email protected].
0 Comments
Your comment will be posted after it is approved.
Leave a Reply. |
Auteur
Kim van Berkel Archieven
June 2021
Categorieën
|