De wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties, hierna te noemen: “wet DBA”, die in 2016 de oude wetgeving omtrent de Verklaring Arbeidsrelaties heeft vervangen, zorgt tot nu toe voor veel onzekerheid en verwarring bij opdrachtgevers en opdrachtnemers. Hieronder schets ik eerst een kort overzicht van de Wet DBA.
De Wet DBA in vogelvlucht: Op grond van de wet DBA wordt getoetst of de arbeidskracht aangemerkt moet worden als een werknemer of een zelfstandig ondernemer. Er wordt dus gekeken of de arbeidsrelatie valt aan te merken als ‘echte’ dienstbetrekking of als een zuivere overeenkomst van opdracht. De Belastingdienst stelde hiervoor modelovereenkomsten ter beschikking. In de overeenkomst diende te worden vastgelegd hoe de arbeidsrelatie zou worden vormgegeven. Achteraf kon de Belastingdienst controleren of de praktijk overeenkwam met hetgeen partijen vast hadden gelegd in de modelovereenkomst of dat er toch sprake was van een arbeidsovereenkomst. Ook kon een overeenkomst van opdracht van tevoren bij de Belastingdienst worden neergelegd ter goedkeuring. De wet DBA is in het leven geroepen om zogenaamde schijnzelfstandigheid te voorkomen. Er is sprake van schijnzelfstandigheid op het moment dat de werkrelatie alle kenmerken vertoont van een arbeidsovereenkomst (te weten: het uitbetalen van loon, het verrichten van persoonlijke arbeid en het hebben van een gezagsverhouding), maar de arbeidskracht formeel toch als zelfstandige werkt en partijen geen loonbelasting en premies werknemersverzekeringen betalen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de pakketbezorgers van Post NL. Deze pakketbezorgers hadden maar één opdrachtgever; Post NL en deden eigenlijk precies hetzelfde werk als de pakketbezorgers in loondienst, met als enige verschil dat zij geen arbeidsrechtelijke bescherming genoten; de werkgever betaalde voor hen geen loonbelasting, pensioen en geen premies werknemersverzekeringen. Dit is uiteraard onwenselijk. Met de Wet DBA was het de bedoeling dat eventuele achterstallige premies ook verhaald konden worden op deze opdrachtgevers. Verwarring en onzekerheid Helaas heerste er veel onzekerheid omtrent de wet DBA bij opdrachtgevers. Het was moeilijk in te schatten wanneer de Belastingdienst een overeenkomst achteraf zou gaan beoordelen als zuivere overeenkomst van opdracht of toch als (fictieve) dienstbetrekking. Om te bepalen of sprake is van een (fictieve) dienstbetrekking en dus niet van een overeenkomst van opdracht, moeten de open normen; loon, persoonlijke arbeid en gezagsverhouding individueel worden beoordeeld. Met name omtrent de elementen gezagsverhouding en de vrije vervangbaarheid door ZZP-ers die bijvoorbeeld structureel werkte voor één opdrachtgever, was veel onzekerheid. Daarnaast moet er ook sprake zijn van zelfstandig ondernemerschap. Een aanwijzing voor het bestaan van zelfstandig ondernemerschap kan bijvoorbeeld zijn dat een opdrachtnemer ingeschreven staat bij de Kamer van Koophandel en dat hij meerdere opdrachtgevers heeft, een eigen website en eigen visitekaartjes. Als het gaat om het ontbreken van het element loon kan bijvoorbeeld van belang zijn dat de opdrachtnemer middels facturen wordt betaald. Een aanwijzing dat een gezagsverhouding ontbreekt, kan bijvoorbeeld worden gevonden in het feit dat de arbeidskracht de eigen werktijden en vakanties bepaalt en dat hij zich bij bijvoorbeeld bij ziekte zelf kan laten vervangen. Geen van bovenstaande kenmerken is echter doorslaggevend. Of er sprake is van een zuivere overeenkomst van opdracht moet dus steeds per situatie beoordeeld worden. Door de ontstane onzekerheid, die leidt tot het ongewenste effect dat veel opdrachtgevers helemaal geen ZZP-ers meer durfden in te huren en het feit dat de eigen modelovereenkomsten van de Belastingdienst waren verre van duidelijk zijn (er zijn nu al zo’n 1000 verschillende overeenkomsten beschikbaar) , heeft het kabinet besloten dat zij de Wet DBA in 2020 gaat vervangen. Hoe de nieuwe wet uiteindelijk eruit komt te zien is nog onduidelijk. Wel zijn al enkele kenmerken genoemd, welke ik hieronder belicht. Contouren van de nieuwe wet In de nieuwe wet, zoals deze tot nu toe in het regeerakkoord gepresenteerd werd, zullen een aantal vernieuwingen plaats vinden. Zo zullen ZZP’ers worden ingedeeld in verschillende groepen. De laagtarief ZZP’ers en de hoogtarief ZZP’ers. Ook zal er een opdrachtgeversverklaring komen voor opdrachtgevers die werken met ZZP’ers met een tarief boven het laagtarief. Tevens zal het begrip gezagsverhouding worden verduidelijkt. Laagtarief-ZZP’er Als een zelfstandige werkt voor het laagtarief zal er per definitie sprake zijn van een arbeidsovereenkomst. De gedachte hierachter is de zelfstandige te beschermen tegen schijnzelfstandigheid. Het laagtarief zal 125% van het minimumloon gaan bedragen. Dit bedrag zal komen te liggen tussen een tarief van 15 tot 18 euro per uur. Ook moet een opdracht van lange duur zijn. Met deze duur wordt een duur van langer dan 3 maanden beoogd. Hoogtarief-ZZP’er Een hoogtarief-ZZP’er is een zelfstandige die werkt voor ten minste 75 euro per uur. Tevens dient de klus korter dan een jaar te zijn of moet het gaan om het verrichten van niet-reguliere bedrijfswerkzaamheden. Middentarief- ZZP’er; de opdrachtgeversverklaring Opdrachtgevers die werken met zelfstandigen die een tarief hanteren boven het laagtarief, kunnen gebruik maken van de opdrachtgeversverklaring. Deze verklaring zal gepresenteerd worden in de vorm van een web-module, waarin vragen worden gesteld over de inhoud en omvang van de werkzaamheden. In deze web-module zal het begrip gezagsverhouding ook duidelijker worden gepresenteerd. Daarnaast zal het begrip ‘gezagsverhouding; in de wet meer worden getoetst op materiële criteria dan op formele criteria. Als opdrachtgever en opdrachtnemer de web-module invullen, krijgen zij van de Belastingdienst een verklaring waarin de opdrachtnemer wordt vrijgesteld van loonbelastingen en premies werknemersverzekeringen. Als de opdrachtgever en opdrachtnemer de invulling van de web-module naar waarheid hebben ingevuld en deze web-module in de praktijk ook naleven, hebben zij dus de zekerheid dat de opdrachtgever geen loonbelastingen en premies werknemersverzekeringen verschuldigd is. Handhaving Om te wennen aan de nieuwe wet zal het handhavingsbeleid het eerste jaar gefaseerd worden ingevoerd. Dit houdt in dat na de eerste controle nog geen boete opgelegd kan worden als er toch sprake blijkt te zijn van een dienstbetrekking. De handhavingstermijn van de wet DBA (welke eerst op 1 juli 2018 in zou gaan), is opgeschort tot 1 januari 2020. Wel is aangegeven dat de handhaving voor zogenaamde ‘kwaadwillenden’ vanaf 1 juli 2018 juist zal worden uitgebreid. Met kwaadwillenden bedoelt de Belastingdienst, tot 1 juli 2018, partijen waarbij duidelijk is dat er sprake is van schijnzelfstandigheid en die louter om premies te ontduiken of arbeidskrachten uit te buiten, werken op basis van een overeenkomst van opdracht. De andere zogenaamde ‘kwaadwillenden’, waarbij er vanaf 1 juli 2018 ook kan worden gehandhaafd, zijn de kwaadwillenden die opzettelijk een situatie van evidente schijnzelfstandigheid laten ontstaan of voortbestaan. Dit betekent dat de Belastingdienst kan handhaven als de Belastingdienst de volgende drie criteria alle drie kan bewijzen: 1. Er is sprake van een (fictieve) dienstbetrekking. 2. Er is sprake van evidente schijnzelfstandigheid. 3. Er is sprake van opzettelijke schijnzelfstandigheid. In dergelijke gevallen wordt veelal een oneigenlijk voordeel behaald en/of het speelveld op een oneerlijke manier aangetast. Huidige stand van zaken Op dit moment zijn de betrokken ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Financiën en Economische Zaken in gesprek met de veldpartijen, waaronder de vakbonden, ZZP-organisaties en werkgevers, over hoe de nieuwe wet eruit moet gaan zien. De veldpartijen zetten echter kritische noten bij de contouren die de wet tot nu toe aanneemt. Zij vrezen dat de opdrachtgeversverklaring een bureaucratisch en ondoorzichtig instrument wordt, waar voor iedere opdracht opnieuw gebruik van gemaakt moet worden. Tevens zal er niets veranderen wat betreft de arbeidsrechtelijke onzekerheid waarin opdrachtgevers en zelfstandigen nu verkeren. Minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geeft hierop als antwoord dat hij niet ontkent dat de uitwerking van de nieuwe wet ook één van de grootste uitdagingen zal zijn en dat andere ideeën welkom zijn. De veldpartijen geven aan dat de nieuwe wet vooral simpel en duidelijk zou moeten zijn en niet voor meerdere interpretaties vatbaar. Conclusie Het is de bedoeling dat de nieuwe wet, die de wet DBA gaat vervangen, zal gaan zorgen voor meer duidelijkheid en zekerheid voor zelfstandigen en opdrachtgevers. De nieuwe wet verdeelt zelfstandigen op basis van hun uurtarief in drie groepen. De opdrachtgeversverklaring zou voor opdrachtgevers moeten leiden tot meer zekerheid over de arbeidsrelatie. De veldpartijen hebben tot nu toe echter sterkte twijfel over het effect dat met name de opdrachtgeversverklaring op de praktijk zal gaan hebben. Zij zijn bang dat het instrument veel te bureaucratisch en ondoorzichtig zal zijn en dat de onzekerheid zal blijven bestaan. Zij pleiten dan ook voor een meer simpel en duidelijk instrument, welke niet vatbaar is voor meerdere interpretaties. Hoe dit instrument er dan precies uit zal moeten gaan zien is vooralsnog onduidelijk. HR Legalvisie houdt u uiteraard op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Heeft u vragen naar aanleiding van deze blog? Neem gerust contact met ons op.
0 Comments
Your comment will be posted after it is approved.
Leave a Reply. |
Auteur
Kim van Berkel Archieven
June 2021
Categorieën
|